kinderalimentatie en hoofdverblijf
- By l.scheepens@hotmail.com
- •
- 17 Dec, 2023
- •

Meestal wordt kinderalimentatie betaald
aan de ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijfplaats heeft. Uitgangspunt
is daarbij dat de ouder waar het kind zijn/haar hoofdverblijfplaats heeft alle
verblijfsoverstijgende kosten betaalt. De ouder bij wie het kind hoofdverblijf heeft noemen we meestal de verzorgende ouder. De niet-verzorgende ouder heeft alleen de verblijfskosten op de dagen dat het kind bij hem/haar is.
Bij co-ouderschap wordt de zorgtijd 50/50 verdeeld, hetgeen nog niet betekent dat ook de kosten gelijk zijn verdeeld. Ook in die situatie dient de kinderalimentatie te worden vastgesteld aan de hand van behoefte en draagkracht.
Het is niet zo dat alleen de ouder waar het kind hoofdverblijf heeft alimentatie kan vragen. Ook de ouder waar het kind niet het hoofdverblijf heeft kan onder omstandigheden alimentatie vragen. Die omstandigheden hoeven niet bijzonder te zijn.
In zijn uitspraak d.d. 23-12-2022 oordeelde de Hoge Raad: De vraag of en, zo ja, in hoeverre de ouder bij wie het kind meer dan incidenteel verblijft, maar niet zijn hoofdverblijf heeft, jegens de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, aanspraak kan maken op een bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met verzorging en opvoeding van het kind gedurende dat meer dan incidentele verblijf, moet worden beantwoord aan de hand van de wettelijke maatstaven van draagkracht en behoefte als bedoeld in titel 17 van Boek 1 BW (art. 1:397 leden 1 en 2 BW en art. 1:404 lid 1 BW). De wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat afwijking van die wettelijke maatstaven in een geval als hier aan de orde, in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever.
Het Hof Amsterdam had eerder in deze zaak op 19-10-2021 beslist dat alleen in bijzondere omstandigheden er sprake kan zijn van het opleggen van alimentatie voor een kind aan degene bij wie het kind niet zijn/haar hoofdverblijf heeft. Tot die omstandigheden rekende het Hof:
1. het bestaan van een ruime omgangsregeling,
2. een hoge draagkracht bij de verzorgende ouder,
3. een lage draagkracht bij de niet-verzorgende ouder,
4. de vraag in hoeverre de ouders in de totale behoefte van de kinderen kunnen voorzien.
Afhankelijk van die omstandigheden kon er volgens het Hof aanleiding zijn om de verzorgende ouder te laten bijdragen in de zorgkosten van de andere ouder. Het Hof was van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat de vrouw, bij wie het kind hoofdverblijf heeft, de man een bijdrage in de verblijfskosten zou moeten betalen.
In cassatie oordeelde de Hoge Raad, anders dan het Hof, dat voor het opleggen van een verplichting
aan de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, om bij te dragen in de
zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, niet is vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De uitspraak van de Hoge Raad is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:HR:2022:1924