Halvering voor-huwelijks vermogen
investering voor het huwelijk in beperkte gemeenschap halveert

Sinds de invoering van de nieuwe (beperkte) gemeenschap van goederen, die geldt voor huwelijken gesloten na 1 januari 2018, leeft de vraag of een voorhuwelijks vergoedingsrecht dat betrekking heeft op een gezamenlijke woning halveert door het sluiten van het huwelijk.
De wet en de parlementaire geschiedenis zijn duidelijk! Artikel 1:94 lid 7 BW bepaalt dat alle schulden die betrekking hebben op goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden in de gemeenschap vallen. De parlementaire geschiedenis bevestigt deze zienswijze. Deze uitleg zou leiden tot situaties waarbij vergoedingsrechten die zijn ontstaan voor het huwelijk door het sluiten van het huwelijk ineens halveren.
Er zijn diverse uitspraken gepubliceerd waarin werd afgeweken van de wettekst en de uitleg in de parlementaire geschiedenis:
-
Rechtbank Noord Nederland - 4 juni 2022 -ECLI:NL:RBNNE:2022:2177
-
Hof Arnhem Leeuwarden - 6 juli 2023 - ECLI:NL:GHARL:2023:5758
-
Hof Arnhem-Leeuwarden 27 februari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1409
-
Hof Den Bosch - 31 oktober 2024 - ECLI:NL:GHSHE:2024:3406
Tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024 is cassatie ingesteld. Die uitspraak ging over een vergoedingsrecht van de man op de vrouw omdat deze de aankoopsom van € 383.769 van de gezamenlijke woning volledig had betaald. In dat kader had hij op grond van art. 6:10 lid 2 BW een vergoedingsrecht van € 191.884 dat volgens het Hof niet halveerde.
Het Parket van de Hoge Raad heeft nu een advies gegeven aan de Hoge Raad ten aanzien van het voorhuwelijkse vergoedingsrecht. Dat advies houdt in dat het vergoedingsrecht op basis van de wet en de parlementaire geschiedenis wel dient te halveren.