rangorde kinderalimentatie
onderhoudsplicht voor minderjarig kind versus onderhoudsplicht voor meerderjarig kind, ouder dan 21 jaar

Kinderen worden meerderjarig als ze 18 jaar worden. Tussen 18 jaar en 21 jaar noemen we de kinderen jong-meerderjarig. Vanaf 18 jaar zijn ze zelf rechthebbende wat betreft de onderhoudsbijdrage die de onderhoudsplichtige tot dat moment aan de verzorgende ouder betaalt. Veel ouders maken bij scheiding de afspraak dat ook vanaf dat moment de alimentatie aan de verzorgende ouder wordt betaald zolang het kind nog bij die ouder woont. De onderhoudsverplichting loopt door tot het kind 21 jaar wordt, tenzij het kind voor die tijd in eigen levensonderhoud kan voorzien. Omdat ouders een opleiding belangrijk vinden voor hun kinderen, wordt ook vaak afgesproken dat de onderhoudsverplichting doorloopt zolang een kind met goede resultaten een opleiding volgt. Aan die afspraak wordt dan wel vaak een leeftijd gekoppeld en soms de voorwaarde dat er wel overleg/contact moet zijn.
Kinderalimentatie gaat voor op partneralimentatie. Dat wil zeggen dat men pas aan het vaststellen van partneralimentatie toekomt als volledig in de kosten van de kinderen is voorzien. Maar hoe zit het met de rangorde als het gaat om kinderalimentatie? Heeft een minderjarig kind voorrang op een meerderjarig kind, ouder dan 21 jaar?
De Hoge Raad heeft op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een zaak waarin sprake was van een vader die een onderhoudsbijdrage betaalde voor zijn meerderjarige (studerende) zoon uit een eerdere relatie en die onderhoudsbijdrage in mindering wilde brengen op zijn draagkracht. De moeder van zijn tweede kind verzocht na de scheiding ook een onderhoudsbijdrage voor hun zoon en stelde dat de onderhoudsverplichting voor het minderjarige kind moest voorgaan op de onderhoudsbijdrage voor het meerderjarige kind.
De Hoge Raad overweegt als volgt. Is een ouder verplicht levensonderhoud te verstrekken aan zijn kind dat de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en heeft hij daarnaast een, al dan niet morele of contractuele, verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud aan een kind van 21 jaar en ouder, dan heeft – indien de draagkracht van de ouder onvoldoende is om dit volledig aan beiden te verschaffen – het eerstbedoelde kind voorrang boven het andere kind (art. 1:400 lid 1 BW).3 Daarbij is niet van belang of de ouder en de andere ouder van het eerstbedoelde kind samen wel voldoende draagkracht hebben om in diens behoefte te voorzien. Wel is de draagkracht van beide ouders van belang bij het bepalen in welke verhouding zij moeten bijdragen om in de behoefte van het kind te voorzien (art. 1:397 lid 2 BW).
Dit betekent, toegesneden op dit geval, dat ook indien op de vader een morele of contractuele onderhoudsplicht rust jegens de halfbroer, de bijdrage voor de halfbroer bij het bepalen van de kinderalimentatie voor de minderjarige zoon, niet in mindering op de draagkracht van de vader wordt gebracht.
Deze uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:HR:2025:317.