Recht op partneralimentatie bij een parttime dienstverband

Bij de vaststelling van alimentatie wordt uitgegaan van het redelijkerwijs te verdienen inkomen. Artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechter aan de echtgenoot die niet over voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Partneralimentatie dus. Daarnaast wordt gekeken naar de welstand tijdens huwelijk om de behoefte vast te stellen van de onderhoudsgerechtigde. Het gaat er dus niet alleen om of iemand in zijn eerste levensbehoeften kan voorzien. 'Noch zich in redelijkheid kan verwerven' betekent dat de rechter kijkt naar de mogelijkheden die iemand zelf heeft om in eigen levensonderhoud te voorzien. Er kunnen lichamelijke beperkingen zijn waardoor iemand niet (fulltime) kan werken. Leeftijd, opleiding, ervaring, zorg voor de kinderen kunnen een rol spelen maar hoeven niet altijd een volledige beperking te zijn.
Dat er tegenwoordig anders gekeken wordt naar de verdiencapaciteit dan vroeger is een feit. Van iemand die parttime werkt mag verwacht worden dat hij/zij fulltime gaat werken, als er geen beperkingen zijn. Als parttime werken een keuze is, dan is het niet mogelijk om de ex-echtgenoot op partneralimentatie aan te spreken voor het tekort. Zo oordeelde ook de rechtbank Overijssel op 1 september 2025.
Partijen waren in 2028 gescheiden. In onderling overleg hadden zij de aan de vrouw te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.075 per maand.
In de procedure bij de rechtbank verzoekt de vrouw de aan haar te betalen onderhoudsbijdrage gewijzigd vast te stellen op € 1.460 per maand.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door de vrouw overgelegde salarisspecificaties blijkt een inkomen van € 1.866 bruto per maand (€ 24.183 bruto per jaar inclusief vakantiegeld) bij een contract van 28 uur. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen belemmeringen aan de zijde van de vrouw om fulltime te gaan werken. De vrouw heeft die ook niet gesteld, anders dan dat zij geen uitbreiding van haar uren bij haar huidige werkgever kan krijgen. Dat betekent echter niet dat zij niet elders een baan kan krijgen waar zij meer uren kan werken en waar zij meer kan gaan verdienen, of dat zij bijvoorbeeld één dag per week elders gaat werken. De rechtbank is van oordeel dat dit wel van haar kan worden verwacht. Dat (bij)banen niet voor het oprapen liggen, heeft de vrouw niet onderbouwd. Gelet op de branche waarin zij werkzaam is, gaat de rechtbank uit van een 38-urige werkweek. Uitgaande van haar huidige salaris berekent de rechtbank haar verdiencapaciteit op € 2.532 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Na verdere inhoudelijke beoordeling stelt de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast op € 753 maand.
De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBOVE:2025:5370
