Schorsing van het ouderlijk gezag
l.scheepens • January 21, 2021

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 januari 201 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de moeder van een 15-jarig meisje met anorexia.Op verzoek van de raad voor de kinderbescherming had de kinderrechter op 29 september 2020 de ouders van het meisje met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft een jeugdzorginstelling belast met de voorlopige voogdij en aan die instelling de daarmee samenhangende bevoegdheden toegekend. De moeder is het niet eens met deze beslissingen en verzoekt het hof anders te beslissen.De moeder heeft het hof verzocht het verzoek van de raad om de ouders te schorsen in het ouderlijk gezag alsnog af te wijzen.
Volgens het hof doen zich in de opvoeding en verzorging van het meisje ernstige problemen voor en was en is de schorsing van het ouderlijk gezag dringend en onmiddellijk noodzakelijk.Het meisje bevindt zich in een uiterst precaire medische situatie. Er zijn zeer grote zorgen over haar welzijn. Zij lijdt aan een ernstige eetstoornis (anorexia nervosa) en heeft dringend hulp en behandeling nodig. Het is haar ouders niet gelukt om tot overeenstemming te komen over de vorm van hulp en zorg voor het meisje. De relatie van de ouders van het meisje is verbroken. Zij oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Na het verbreken van de relatie is er geen enkele communicatie (meer) tussen de ouders over het meisje.Het hof wijst de verzoeken van de moeder in hoger beroep af en bekrachtigt (op andere gronden) de beschikking van de kinderrechter: het ouderlijk gezag blijft geschorst. De ouders zijn ondanks de vele hulptrajecten die de afgelopen jaren zijn ingezet niet in staat gebleken om gezamenlijk en in het belang van het meisje uitvoering te geven aan het ouderlijk gezag. Het meisje wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn niet in staat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen afzienbare termijn te dragen. Het hof vindt dat de schorsing van het gezag noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor het meisje weg te nemen.Er bestaat geen enkel zicht op verbetering van de oudercommunicatie binnen een voor het meisje en haar levensbedreigende situatie aanvaardbare termijn. Het is de hoogste tijd dat er duidelijkheid en rust ontstaat voor haar. Het is van groot belang dat zij haar energie kan gaan richten op verbetering van haar geestelijke en lichamelijke toestand maar ook haar eigen ontwikkeltaken en niet meer wordt belast met de uiteenlopende meningen van haar ouders waardoor haar loyaliteit ernstig op de proef wordt gesteld.Het hof heeft de mening van het meisje meegewogen bij de beoordeling.
In de zaak bij het hof ging het alleen over de schorsing van het ouderlijk gezag en de bevoegdheden die aan de jeugdzorginstelling zijn overgedragen. Het hof overweegt dat het niet aan hen is om te bepalen of het meisje dwangvoeding krijgt of welke therapie wordt ingezet.
Volgens het hof doen zich in de opvoeding en verzorging van het meisje ernstige problemen voor en was en is de schorsing van het ouderlijk gezag dringend en onmiddellijk noodzakelijk.Het meisje bevindt zich in een uiterst precaire medische situatie. Er zijn zeer grote zorgen over haar welzijn. Zij lijdt aan een ernstige eetstoornis (anorexia nervosa) en heeft dringend hulp en behandeling nodig. Het is haar ouders niet gelukt om tot overeenstemming te komen over de vorm van hulp en zorg voor het meisje. De relatie van de ouders van het meisje is verbroken. Zij oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Na het verbreken van de relatie is er geen enkele communicatie (meer) tussen de ouders over het meisje.Het hof wijst de verzoeken van de moeder in hoger beroep af en bekrachtigt (op andere gronden) de beschikking van de kinderrechter: het ouderlijk gezag blijft geschorst. De ouders zijn ondanks de vele hulptrajecten die de afgelopen jaren zijn ingezet niet in staat gebleken om gezamenlijk en in het belang van het meisje uitvoering te geven aan het ouderlijk gezag. Het meisje wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn niet in staat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen afzienbare termijn te dragen. Het hof vindt dat de schorsing van het gezag noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor het meisje weg te nemen.Er bestaat geen enkel zicht op verbetering van de oudercommunicatie binnen een voor het meisje en haar levensbedreigende situatie aanvaardbare termijn. Het is de hoogste tijd dat er duidelijkheid en rust ontstaat voor haar. Het is van groot belang dat zij haar energie kan gaan richten op verbetering van haar geestelijke en lichamelijke toestand maar ook haar eigen ontwikkeltaken en niet meer wordt belast met de uiteenlopende meningen van haar ouders waardoor haar loyaliteit ernstig op de proef wordt gesteld.Het hof heeft de mening van het meisje meegewogen bij de beoordeling.
In de zaak bij het hof ging het alleen over de schorsing van het ouderlijk gezag en de bevoegdheden die aan de jeugdzorginstelling zijn overgedragen. Het hof overweegt dat het niet aan hen is om te bepalen of het meisje dwangvoeding krijgt of welke therapie wordt ingezet.

Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .