Vertrouwelijkheid tijdens en na mediation
l.scheepens • April 3, 2020
De mediator als getuige

Tijdens de mediation moeten partijen vrijelijk kunnen spreken. In de mediationovereenkomst staat daarom ook een bepaling opgenomen dat alles wat wordt besproken vertrouwelijk is. Die bepaling geldt niet alleen tijdens de mediation maar ook daarna als de medition is gestopt. Die bepaling is met name van belang als de mediation is gestopt zonder dat er overeenstemming is bereikt. Het is niet de bedoeling dat een partij in de daarop volgende procedure bijvoorbeeld zich gaat beroepen op toezeggingen die tijdens de mediation zijn gedaan. Toezeggingen worden immers vaak gedaan in het licht van de toezegging van de ander. Je kunt de dingen die gezegd zijn bovendien niet uit zijn (mediation-)verband rukken.
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 23 maart 2020 de geheimhoudingsbepaling in de gesloten mediationovereenkomst tussen partijen aangemerkt als een bewijsovereenkomst (art. 153 Rv). Dat sluit het als getuigen horen van mediators over hetgeen tijdens een mediation is gesproken uit. Het hof oordeelt: "....Tegenover het belang van waarheidsvinding staat het belang dat partijen in mediation vertrouwelijk moeten kunnen spreken en, wanneer een geheimhoudingsverklaring wordt gesloten zoals hier is gebeurd, zij er ook op moeten kunnen vertrouwen dat wat tijdens de mediation wordt verklaard, op geen enkele manier naar buiten kan komen, ook niet tijdens een verhoor als getuige van de mediator. Wanneer, ondanks een dergelijke gesloten geheimhoudingsverklaring, een mediator wel gehouden zou zijn als getuige te verklaren over hetgeen hij tijdens de mediation heeft vernomen, dan doet dat ernstige afbreuk aan de door partijen te verwachten vertrouwelijkheid...."
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .