Inschrijving van de echtscheiding
l.scheepens • April 2, 2020
tekenen akte van berusting

Nadat de rechter de echtscheiding heeft uitgesproken, zijn de echtelieden nog niet gescheiden. De echtscheidingsbeschikking moet nog worden ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Vanaf de datum dat partijen bekend zijn geraakt met de beschikking hebben zij nog de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de uitspraak. Deze beroepstermijn bedraagt 3 maanden. Pas nadat de beroepstermijn is verstreken kan de echtscheiding op verzoek van één van partijen worden ingeschreven.Na afloop van de beroepstermijn maakt de griffier van de rechtbank waar de zaak voor het laatst aanhangig was, op verzoek van één van partijen, dan een verklaring van non-appèl op waarin staat dat er geen hoger beroep is ingesteld en dat de gewone beroepstermijn is verstreken.
Een partij kan belang hebben bij het zo laat mogelijk inschrijven van de echtscheidingsbeschikking vanwege de bij de echtscheidingsbeschikking getroffen nevenvoorzieningen, bijvoorbeeld met betrekking tot de alimentatie.
Indien beide partijen de echtscheiding zo snel mogelijk tot stand willen brengen, kunnen zij beiden een akte van berusting tevens verzoek tot inschrijving ondertekenen. Partijen hoeven dan niet te wachten tot de beroepstermijn is verstreken. Partijen kunnen ook niet te lang wachten met het verzoek tot inschrijving gericht aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De echtscheidingsbeschikking blijft maar zes maanden geldig.
Een eventueel hoger beroep kan voor vertraging zorgen. Het beroep richt zich meestal inhoudelijk tegen de nevenvoorzieningen bijvoorbeeld de alimentatie of de verdeling, maar als niet duidelijk is aangegeven dat het beroep zich beperkt tot de nevenvoorzieningen, levert dat vertraging op bij de inschrijving. Soms weigert een partij de akte van berusting te tekenen omdat de angst bestaat dat daarmee de beroepsmogelijkheid geheel komt te vervallen. De akte van berusting kan echter zodanig worden opgesteld, dat de echtscheiding toch kan worden ingeschreven, waarbij de mogelijkheid van beroep tegen de nevenvoorzieningen behouden blijft.
Een partij kan belang hebben bij het zo laat mogelijk inschrijven van de echtscheidingsbeschikking vanwege de bij de echtscheidingsbeschikking getroffen nevenvoorzieningen, bijvoorbeeld met betrekking tot de alimentatie.
Indien beide partijen de echtscheiding zo snel mogelijk tot stand willen brengen, kunnen zij beiden een akte van berusting tevens verzoek tot inschrijving ondertekenen. Partijen hoeven dan niet te wachten tot de beroepstermijn is verstreken. Partijen kunnen ook niet te lang wachten met het verzoek tot inschrijving gericht aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De echtscheidingsbeschikking blijft maar zes maanden geldig.
Een eventueel hoger beroep kan voor vertraging zorgen. Het beroep richt zich meestal inhoudelijk tegen de nevenvoorzieningen bijvoorbeeld de alimentatie of de verdeling, maar als niet duidelijk is aangegeven dat het beroep zich beperkt tot de nevenvoorzieningen, levert dat vertraging op bij de inschrijving. Soms weigert een partij de akte van berusting te tekenen omdat de angst bestaat dat daarmee de beroepsmogelijkheid geheel komt te vervallen. De akte van berusting kan echter zodanig worden opgesteld, dat de echtscheiding toch kan worden ingeschreven, waarbij de mogelijkheid van beroep tegen de nevenvoorzieningen behouden blijft.

Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .