Moord op echtgenote
l.scheepens • March 22, 2021
onwaardig om uit boedelverdeling voordeel te behalen

Een man, onherroepelijk veroordeeld voor de moord op zijn vrouw, is onwaardig om van haar te erven krachtens artikel 4:3 BW.In tegenstelling tot het erfrecht echter kent het Nederlandse huwelijksvermogensrecht niet de wettelijke regel dat de echtgenoot die opzettelijk de dood van de andere echtgenoot heeft veroorzaakt zonder meer geen voordeel hoort te hebben van boedelmenging.Bij uitspraak van 19 mei 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwardengeoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man na de moord op zijn vrouw bij verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap aanspraak kan maken op (zijn aandeel in) de overwaarde.
Het hof is van oordeel dat de man in dit geval op grond van ditzelfde rechtsbeginsel zoals geformuleerd in artikel 4:3 BW geen voordeel mag hebben uit de boedelmenging, omdat dit ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Het hof is van oordeel dat de man in dit geval op grond van ditzelfde rechtsbeginsel zoals geformuleerd in artikel 4:3 BW geen voordeel mag hebben uit de boedelmenging, omdat dit ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:3936

Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .