terugbetaling kinderalimentatie

l.scheepens • January 19, 2021

uitzondering bevestigt de regel

Het komt niet vaak voor dat reeds betaalde kinderalimentatie moet worden terugbetaald na herziening van de bijdrage. Kinderen kosten nu eenmaal geld en dus wordt ervan uitgegaan dat hetgeen is betaald, op basis van een eerdere vaststelling,aan de kinderen is besteed. Geen enkel geval is echter hetzelfde en de omstandigheden van het geval kunnen ertoe leiden dat een uitspraak in een bepaald geval toch anders uitpakt dan in de meeste gevallen. Zo ook in de hieronder uiteengezette casus die ter beoordeling voorlag aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. het Hof deed op 22-12-2020 uitspraak.

Uit het huwelijk van partijen waren twee kinderen geboren. In 2016 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden, waarbij zij co-ouderschap overeenkomen. In het door hen ondertekende ouderschapsplan komen partijen overeen dat geen kinderalimentatie wordt betaald; ieder van hen betaalt de eigen gebruikelijke zorgkosten, de extra verblijfsoverstijgende en incidentele kosten worden bij helfte gedeeld. De co-ouderschapsregeling wordt echter sinds medio 2018 niet meer uitgevoerd: de kinderen wonen bij de vrouw. De vrouw verzoekt de rechtbank de kinderalimentatie vast te stellen op € 231 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek toe. De man gaat in hoger beroep.

Het hof stelt vast dat de uitvoering van de co-ouderschapsregeling in de loop van 2018 is geëindigd. Het hof begrijpt dat het partijen niet is gelukt om in onderling overleg tot overeenstemming te komen over een eventuele bijdrage ten laste van de man voor de kosten van de kinderen bij de vrouw. De vrouw heeft hierover pas in het voorjaar van 2019 een advocaat benaderd. Na correspondentie via de advocaat van V met M is vervolgens op 9 juli 2019 een verzoekschrift door de advocaat van V bij de rechtbank ingediend. Het hof is van oordeel dat het voor rekening en risico van de vrouw dient te komen dat zij een lange periode heeft gewacht met het indienen van een verzoek om te komen tot een gerechtelijke vaststelling van een bijdrage voor de kinderen. Het feit dat er een periode discussie is geweest tussen partijen over de zorgregeling en de vrouw eerst wilde proberen om in overleg tot een oplossing te komen, maakt dit oordeel niet anders. De man heeft pas vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift rekening kunnen houden met een gerechtelijke vaststelling van kinderalimentatie. Het hof acht het redelijk om als ingangsdatum voor een eventuele gerechtelijke vaststelling 1 augustus 2019 te hanteren; de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het verzoekschrift is ingediend.
Vast staat dat de man ‘bij’ is met het betalen van de kinderalimentatie. Dat betekent dat de beslissing van dit hof tot een aanzienlijke terugbetalingsverplichting voor de vrouw zal leiden. Hoewel hiermee in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan, is het hof - gelet op de omstandigheden van het geval - van oordeel dat dit van de vrouw gevergd kan worden. De betalingsverplichting vanaf 1 augustus 2018 is pas vastgesteld in de bestreden beschikking van 9 januari 2020. De vrouw wist dat de man het in principe niet eens was met de beslissing van de rechtbank, gelet op het door hem ingenomen standpunt in de procedure in eerste aanleg. De vrouw kon en moest er daarom rekening mee houden dat de man misschien in hoger beroep zou gaan, zoals dus ook daadwerkelijk het geval is. Verder blijkt uit de beschikking van de rechtbank ook dat de vrouw zoveel draagkracht heeft dat zij in staat is om zelf geheel in de behoefte van de kinderen te voorzien. De vrouw heeft de kinderalimentatie dus niet hoeven uitgeven omdat zij anders niet in staat was om in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien. Zij had voldoende financiële middelen om de door de man betaalde kinderalimentatie te reserveren voor het geval het hof een ander oordeel dan de rechtbank zal geven en er een terugbetalingsverplichting voor haar ontstaat. Het hof is, kortom, van oordeel dat de terugbetalingsverplichting van de door de man teveel betaalde kinderalimentatie van de vrouw gevergd kan worden.
Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank, stelt de kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2020 vast op € 162 per kind per maand en legt aan de vrouw een terugbetalingsverplichting op.

De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:10752

By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
By l.scheepens August 2, 2025
hypotheekrentevoordeel voor de één/nadeel voor de ander
By l.scheepens June 11, 2025
Hoe wordt de alimentatie vastgesteld voor een kind waarvan de ouders nooit hebben samengeleefd?
By l.scheepens April 21, 2025
Bestaat er een vergoedingsrecht als de gelden consumptief zijn besteed tijdens het huwelijk?
meer blogs