Recht op alimentatie?

l.scheepens • November 8, 2020

verschil behoefte en behoeftigheid

Heb je recht op partneralimentatie als je zelf ook zou kunnen gaan werken om in eigen levensonderhoud te voorzien? Nee, vond het gerechtshof Arnhem. Lees hieronder waarom.

De vrouw heeft in 2019, na drie jaar huwelijk, de echtscheiding aangevraagd. Daarbij vraagt zij tevens om haar partneralimentatie toe te kennen en wel een bijdrage van € 1.750 per maand ten laste van de man. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het verzoek om partneralimentatie afgewezen. De vrouw gaat hiertegen in hoger beroep.

Op grond van artikel 1:156 lid 1 BW kan de rechter een echtgenoot die niet voldoende inkomsten voor zijn levensonderhoud heeft en die ook niet in redelijkheid kan verwerven een uitkering tot levensonderhoud toekennen ten laste van de andere echtgenoot.

Het hof moet daarvoor de volgende beslissingen nemen:

  1. Hoe hoog zijn de uitgaven of reserveringen die de vrouw voor haar levensonderhoud mag doen (behoefte)?

  2. Heeft de vrouw voldoende inkomsten of kan zij voldoende inkomsten hebben om dat zelf te betalen (behoeftigheid)?

  3. Kan de man het bedrag dat de vrouw nodig heeft betalen (draagkracht)?

Als de vrouw voldoende inkomsten heeft of kan hebben om haar eigen levensonderhoud te betalen, is vraag 3 niet meer aan de orde.

De vrouw geeft een overzicht van de uitgaven en reserveringen die zij per maand voor haar levensonderhoud moet doen. Het totaal van die uitgaven en reserveringen vormt de behoefte van de vrouw en is € 1.521,89. De man vindt dat teveel. De man laat bepaalde kosten buiten beschouwing omdat ze niet worden aangetoond met facturen of bankafschriften. Die kosten komen het hof echter wel redelijk voor.

De man brengt nog naar voren dat de behoefte van de vrouw naar Turkse maatstaven moet worden bepaald, maar legt niet uit wat dat betekent voor de hoogte van de behoefte. Als de man bedoelt dat de vrouw kan terugkeren naar Turkije en daar kan werken en kan terugvallen op haar sociale netwerk ziet hij over het hoofd dat de vrouw in Nederland woont. Hij ziet ook over het hoofd dat tussen hem en de vrouw door hun huwelijk een lotsverbondenheid is ontstaan (artikel 1:81 BW) en dat hij daarom na echtscheiding, voor zover dat nodig en mogelijk is, aan de vrouw alimentatie moet betalen.

Het hof stelt de behoefte van de vrouw, na een kleine correctie, vast op € 1.521,89. Maar dan komt de behoeftigheid van de vrouw aan de orde.

De vrouw woont sinds 13 april 2017 in Nederland. Zij ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Uit de betalingsspecificatie volgt dat haar uitkering bruto € 1.052,32 is. De vrouw zegt dat de gemeente haar heeft vrijgesteld van arbeid en van de verplichting te solliciteren. Het hof en de man kunnen dat niet controleren omdat zij nalaat daarvan een schriftelijk bewijsstuk te laten zien. Zij legt ook niet uit waarom zij niet kan werken. Zij zegt zelf dat ze de Nederlandse taal niet machtig is, maar dat betekent nog niet dat zij dan niet zou kunnen werken. Lang niet altijd is daarvoor de beheersing van de Nederlandse taal een vereiste. Verder laat ze niet zien welke opleidingen zij heeft gevolgd en wat voor werk zij in het verleden, voor of tijdens haar huwelijk, heeft verricht. De slotsom is dat het hof net als de rechtbank vindt dat zij niet goed uitlegt waarom zij niet zelf kan werken en in haar behoefte van € 1.521,89 kan voorzien. Het hof moet daarom ervan uitgaan dat zij zelf voldoende kan verdienen om haar uitgaven en reserveringen van € 1.521,89 te betalen. Het hof hoeft daarom niet meer naar de draagkracht van de man te kijken.

Het verzoek om partneralimentatie wordt dan ook door het gerechtshof afgewezen. De vrouw ontvangt dan nog steeds een bijstandsuitkering. Met deze beslissing van het hof zal de man zich kunnen verweren tegen een verhaalsbijdrage die de sociale dienst mogelijk zal willen opleggen.

Deze uitspraak van 1-9-2020 is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:6828


By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
By l.scheepens August 2, 2025
hypotheekrentevoordeel voor de één/nadeel voor de ander
By l.scheepens June 11, 2025
Hoe wordt de alimentatie vastgesteld voor een kind waarvan de ouders nooit hebben samengeleefd?
By l.scheepens April 21, 2025
Bestaat er een vergoedingsrecht als de gelden consumptief zijn besteed tijdens het huwelijk?
meer blogs