pensioenopbouw in eigen beheer

l.scheepens • February 8, 2024

recht op afstorting bij echtscheiding

De Hoge raad heeft op 17-11-2023 uitspraak gedaan over pensioenaanspraken die tijdens het huwelijk niet zijn opgebouwd, maar wel opgebouwd hadden moeten worden. De man in kwestie had in de periode 1991 tot en met 1995 in zijn eigen BV pensioen opgebouwd (dotaties gedaan) maar daarna niet meer. In 2004 wordt daarover het volgende vastgelegd: "de verdere pensioenopbouw is thans stopgezet. er vindt tot nader overeen te komen tijdstip geen toevoeging aan de pensioenreserve plaats, noch worden premiebetalingen gedaan voor pensioenrechten. alle pensioenrechten worden beperkt tot de pensioenen die kunnen worden aangekocht voor de thans aanwezige reserve."

De man geeft aan dat het destijds slechter ging met zijn bedrijf en dat daarom is besloten de pensioenen te bevriezen. De vrouw voert aan dat bij de beantwoording van de vraag op welke wijze de opgebouwde pensioenrechten dienen te worden berekend ook rekening dient te houden met dotaties die na 1995 hadden moeten worden gedaan.

Het hof Arnhem-Leeuwarden volgt de vrouw niet en is van oordeel dat de dotaties die niet gedaan zijn niet moeten worden meegerekend. De vrouw heeft alleen recht op pensioenaanspraken die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, en niet op aanspraken die – los van de vraag of dit juist is omdat nadien een addendum is opgesteld – wel opgebouwd hadden moeten worden, maar die er niet daadwerkelijk zijn. Het hof volgt hiermee de visie van een door de rechtbank benoemde deskundige.

De Hoge Raad geeft aan dat de zienswijze van de aangestelde deskundige onder meer inhoudt dat met het addendum niet reeds opgebouwde nabestaandenpensioenaanspraken worden verminderd. De vrouw heeft echter in hoger beroep gemotiveerd betoogd dat het addendum ook negatieve gevolgen heeft voor de tot dan toe opgebouwde pensioenaanspraken, doordat in het addendum de aanspraken worden aangepast aan het niveau van de (fiscale) reserve.

Daarnaast oordeelt de Raad dat ter berekening van het te verevenen pensioen moet worden vastgesteld het bedrag van de aanspraak op ouderdomspensioen dat de deelnemer (de man in kwestie) bij beëindiging van de deelneming zou hebben verkregen volgens de reglementaire opbouw. Bij de berekening van het te reserveren pensioen moet dus worden uitgegaan van de tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen en niet slechts van de aanspraak voor zover die op het tijdstip van de echtscheiding is gefinancierd.

Ingevolge artikel 8cPSW (thans artikel 3a lid 6 Wet VPS) is het verminderen van de pensioenaanspraken nietig. De vrouw heeft dus recht op pensioenaanspraken die tijdens het huwelijk niet zijn opgebouwd, maar die opgebouwd hadden moeten worden, ook al zijn die pensioenaanspraken er dus niet.

Vervolgens komt de vraag aan de orde of de vrouw recht heeft op afstorting. Het Hof had in hoger beroep aangegeven aan dat het uitgangspunt in de ‘afstort-jurisprudentie’ is dat van de vereveningsgerechtigde echtgenoot in beginsel niet kan worden gevergd dat deze bij voortduring afhankelijk blijft van het beleid dat de andere echtgenoot ten aanzien van zijn BV voert en het risico moet blijven dragen dat het in eigen beheer opgebouwde pensioen te zijner tijd niet kan worden betaald. Het gaat in die gevallen volgens het hof om een risicovolle onzekere toekomstige gebeurtenis. In dit geval echter is de BV per 1 mei 2020 al overgegaan tot het uitkeren van het aan de vrouw toekomende deel van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Hierdoor vindt de verevening al daadwerkelijk plaats, aldus het hof.

De Hoge Raad oordeelt in cassatie anders. De afhankelijkheid voor de verveningsgerechtigde echtgenoot wordt niet opgeheven en het risico wordt niet weggenomen doordat de BV inmiddels is overgegaan tot het doen van een jaarlijkse uitkering. De vrouw behoudt dus haar recht op afstorting van pensioenkapitaal.

By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
By l.scheepens August 2, 2025
hypotheekrentevoordeel voor de één/nadeel voor de ander
By l.scheepens June 11, 2025
Hoe wordt de alimentatie vastgesteld voor een kind waarvan de ouders nooit hebben samengeleefd?
By l.scheepens April 21, 2025
Bestaat er een vergoedingsrecht als de gelden consumptief zijn besteed tijdens het huwelijk?
meer blogs