Duur partneralimentatie
l.scheepens • May 20, 2020
Hoe lang moet partneralimentatie betaald worden?

Sinds 1 januari 2020 gelden nieuwe regels voor partneralimentatie.
De partneralimentatie bedraagt maximaal 5 jaar. Of korter, als het huwelijk of geregistreerd partnerschap minder dan 10 jaar duurde. Dan ontvangt een ex-partner alimentatie voor de helft van de tijd dat het huwelijk of partnerschap duurde. Bent u bijvoorbeeld 8 jaar getrouwd geweest, dan moet u of uw ex-partner 4 jaar partneralimentatie betalen.
Er zijn 3 uitzonderingen op de nieuwe regels:
- Als u samen kinderen heeft, stopt partneralimentatie pas als het jongste kind 12 jaar is geworden.
- Heeft het huwelijk of geregistreerd partnerschap minimaal 15 jaar geduurd? En krijgt de ex-partner die alimentatie ontvangt, binnen 10 jaar AOW? Dan duurt de alimentatieplicht totdat de ontvanger AOW krijgt.
- Bent u geboren op of voor 1 januari 1970? Duurde uw huwelijk of geregistreerd partnerschap langer dan 15 jaar? En krijgt u over meer dan 10 jaar pas AOW? Dan is de alimentatieduur 10 jaar.
Bij samenloop van de hierboven genoemde omstandigheden, geldt de langste termijn.
Alimentatie bepaald of afgesproken vanaf 1 juli 1994 tot 1 januari 2020
- U en uw ex hebben samen kinderen: partneralimentatie duurt maximaal 12 jaar
- U en uw ex hebben geen kinderen en het huwelijk duurde langer dan 5 jaar: partneralimentatie duurt maximaal 12 jaar
- U en uw ex hebben geen kinderen en het huwelijk duurde korter dan 5 jaar: partneralimentatie duurt net zolang als het huwelijk duurde.

Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .