vermogen als grondslag voor de vaststelling van alimentatie

l.scheepens • March 31, 2020

In hoeverre telt het vermogen mee in de alimentatieberekening?


Alimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte enerzijds en draagkracht anderzijds. De draagkracht aan de zijde van de alimentatieplichtige wordt bepaald aan de hand van zijn of haar inkomen. De rechtbank verlangt dan ook steevast gegevens met betrekking tot het inkomen als een verzoekschrift tot vaststelling of wijziging van alimentatie ter beoordeling voorligt. Er is een standaardlijst van bescheiden die worden opgevraagd voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter terechtzitting. Op die lijst staan geen bescheiden genoemd met betrekking tot het vermogen.

Volgens de Tremanormen (de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen) wordt er niet gerekend met vermogen, maar met inkomen en dus alleen met inkomen uit vermogen. De Tremanormen zijn echter geen wet. Het zijn slechts aanbevelingen waarvan in voorkomend geval kan worden afgeweken als daar in het specifieke geval aanleiding toe is. Zo ook in het volgende geval.

Uit het (ontbonden) huwelijk zijn twee kinderen geboren, een zoon en een dochter. De rechtbank heeft in 2011 de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vastgesteld.

In 2019 verzoekt de man de rechtbank de door hem te betalen onderhoudsbijdrage op nihil te stellen. De man beroept zich op gewijzigde omstandigheden (artikel 1:401 lid 1 BW): zijn inkomen is gedaald tot bijstandsniveau. Hij heeft de afgelopen periode ten behoeve van de kinderalimentatie ingeteerd op zijn vermogen. Daarin is nu de grens bereikt; hij is niet langer in staat om de vastgestelde kinderalimentatie te kunnen voldoen, stelt hij.

De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat het bruto maandinkomen van de man niet noemenswaardig is gewijzigd. Aan de hand van de overgelegde stukken kan de rechtbank ook vaststellen dat de man in 2011 in zijn draagkrachtberekening is uitgegaan van een box 3-vermogen van € 31.678. Uit de overgelegde IB-aangiften blijkt dat de grondslag voor het box 3-vermogen in 2017 € 80.063 (waarvan € 33.947 aan de man als aandeel is toegekend) en in 2018 € 166.301 (waarvan € 92.963 aan de man als aandeel is toegekend) is geweest. Vast staat dan ook dat er sinds 2009 tot en met 2018 (gegevens over het jaar 2019 heeft de man niet overgelegd, zodat de rechtbank daar geen rekening mee houdt) sprake is geweest van een stijging van het box 3-vermogen en niet van een daling. De rechtbank is, alles afwegend, dan ook van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vermogen thans dusdanig gedaald/laag is dat de alimentatie is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen en dat een wijziging daarvan dan ook gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. Gebleken is dat de man actief de paardensport beoefent, dat hij zelf paarden gestald heeft staan en dat hij zich ook bezig houdt met paardenfokkerij. Deze activiteiten hebben een dusdanige omvang en hiermee zijn zodanig hoge bedragen gemoeid, dat van de man verwacht kan worden dat hij hierin (andere) keuzes maakt, waardoor hij wellicht én zijn hobby kan blijven uitoefenen én de vastgestelde kinderalimentatie kan voldoen. De rechtbank is van oordeel dat van de man verwacht mag worden dat hij zijn ouderlijke verantwoordelijkheid in dit opzicht neemt. De vraag waarom de man ervoor kiest om zijn financiële middelen in te zetten ten behoeve van de paardensport en tegelijkertijd uit te dragen geen, dan wel een beperkte, bijdrage te kunnen leveren ten behoeve van de zoon van partijen, is terecht opgeworpen. Die vraag was opgeworpen door de zoon van partijen. De rechtbank wijst verzoek het verzoek tot nihilstelling van de man af.

Rechtbank Noord-Nederland 5 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:668


By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
By l.scheepens August 2, 2025
hypotheekrentevoordeel voor de één/nadeel voor de ander
By l.scheepens June 11, 2025
Hoe wordt de alimentatie vastgesteld voor een kind waarvan de ouders nooit hebben samengeleefd?
By l.scheepens April 21, 2025
Bestaat er een vergoedingsrecht als de gelden consumptief zijn besteed tijdens het huwelijk?
meer blogs