Geschat bedrijfsresultaat valt tegen

l.scheepens • March 24, 2020

Diverse wijzigingsgronden mogelijk bij tegenvallende bedrijfsresultaten

Art. 1:401 lid 1 BW bepaalt dat een door de rechter vastgestelde of door partijen overeengekomen alimentatie kan worden gewijzigd als blijkt dat deze door een wijziging van omstandigheden niet meer aan de maatstaven voldoet. Het moet gaan om een relevante wijziging van omstandigheden en daarvan is sprake als zij leidt tot een verandering in de behoefte aan de zijde van de alimentatiegerechtigde, danwel tot een verandering in de draagkracht van de alimentatieplichtige. Het gaat in essentie om een verstoring van de balans tussen behoefte en draagkracht. Is zo’n relevante wijziging opgetreden, dan dient de alimentatierechter de alimentatie opnieuw vast te stellen onder volledige herbeoordeling van alle relevante omstandigheden (zie o.a. HR 24 september 2010, LJN ECLI:NL:HR:2010:BM7672 ).

Art. 1:401 lid 1 BW vergt niet meer en niet minder dan een relevante wijziging van omstandigheden waardoor de alimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Eerder oordeelde de Hoge Raad ook al dat een verzoek ex art. 1:401 lid 1 BW niet slechts toewijsbaar is wanneer de omstandigheden waarop de verzoeker zich beroept, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat de ander ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (HR 14 september 2007, LJN ECLI:NL:HR:2007:BB3554 ). Die maatstaf geldt ingevolge art. 1:159 lid 3 BW wel in de situatie waarin de ex-echtelieden partneralimentatie zijn overeengekomen, die vergezeld gaat van een niet-wijzigingsbeding. Met eenniet-wijzigingsbedingbeperken partijen zelf bewust de mogelijkheden om de partneralimentatie op een later moment te wijzigen.

Indien de alimentatie eerder door de rechtbank is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens waardoor deze van aanvang af niet aan de maatstaven voldeed, kan deze worden gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 1:401 lid 4 BW. Alleen een door de rechter vastgestelde alimentatie kan dus op deze grond worden gewijzigd. Daarbij maakt het geen verschil aan wie is toe te rekenen dat destijds is uitgegaan van verkeerde gegevens en of deze gegevens in de beschikking zijn opgenomen. Ook een toekomstverwachting , waarvan de rechter is uitgegaan, kan gelden als een onjuist gegeven als later blijkt dat die verwachting niet is uitgekomen.

Draagkracht wordt berekend op basis van het 'actuele' inkomen. Wanneer de alimentatieplichtige in loondienst werkt wordt gekeken naar de laatste jaaropgave en een aantal recente loonstroken. Is er in de periode voorafgaand aan de vaststelling veel overgewerkt dan wordt met dat extra inkomen dus ook rekening gehouden, tenzij kan worden aangetoond dat het overwerk niet structureel maar incidenteel was. Bij een zelfstandig ondernemer wordt gekeken naar de resultaten over de afgelopen jaren om daaruit af te leiden hoe het resultaat zich voor de komende jaren zal ontwikkelen. De alimentatie wordt immers voor de toekomst vastgesteld. De toekomstverwachting (ten aanzien van overwerk of het bedrijfsresultaat hier als voorbeeld) kan echter onjuist blijken te zijn. Als het resultaat zich niet heeft ontwikkeld zoals is voorspeld, kan er dus reden zijn om de alimentatie te laten wijzigen.

Bij tegenvallende bedrijfsresultaten kan er dus mogelijk op meerdere gronden een wijzigingsverzoek worden ingediend.

Een alimentatieovereenkomst kan ook worden gewijzigd of ingetrokken indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven op grond van artikel 1:401 lid 5 BW.

De toetsingsmaatstaf "grove miskenning van wettelijke maatstaven" is – net als het zojuist genoemde art. 1:59 lid 3 BW – een afwijking van de maatstaf van art. 1:401 lid 1 BW en komt terug in art. 1:401 lid 5 BW. Daarin is uitdrukkelijk bepaald dat de alimentatie gewijzigd kan worden als blijkt dat zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Die wijzigingsmogelijkheid staat ook open zonder dat sprake is van een wijziging van de omstandigheden.

Het kiezen van de juiste wijzigingsgrond komt nauw, omdat bij elke wijzigingsgrond bepaalde stellingen horen en bewijs daarvan wordt gevraagd.

By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
By l.scheepens August 2, 2025
hypotheekrentevoordeel voor de één/nadeel voor de ander
By l.scheepens June 11, 2025
Hoe wordt de alimentatie vastgesteld voor een kind waarvan de ouders nooit hebben samengeleefd?
By l.scheepens April 21, 2025
Bestaat er een vergoedingsrecht als de gelden consumptief zijn besteed tijdens het huwelijk?
meer blogs