Als de woning in verband met de echtscheiding verdeeld moet worden dan is het nodig om de waarde van de woning te bepalen. Je kunt daarvoor een taxatie laten verrichten door een taxateur. Maar is dat verplicht? Nee, het gaat erom dat je het eens wordt over de waarde waartegen de woning aan de ander wordt toebedeeld. Wordt je het niet eens over de waarde dan is taxatie wel nodig. Soms zelfs meerdere.
Vaak wil men zich zoveel mogelijk kosten besparen en wordt er geen taxateur ingeschakeld. Soms wordt afgegaan op een waardebepaling door een makelaar, of een desktoptaxatie of kijkt men gewoon in de buurt wat de huizen hebben opgeleverd bij verkoop. De WOZ-waarde wordt ook regelmatig aangegrepen als aanknopingspunt. Als men het eens is over de waarde kan de woning in onderling overleg worden toebedeeld aan één van partijen, tegen vergoeding van het aandeel in de woning (de overwaarde) aan de andere partij.
Wat nu als achteraf blijkt dat de woning veel meer waard was? De rechtbank Rotterdam heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een zaak waarbij de man een beroep deed op dwaling voor meer dan een kwart(artikel 3:196 lid 1 BW). Op die grond vorderde hij vernietiging van de verdeling waarbij de woning (en de daarop rustende hypothecaire schuld) was toebedeeld aan de vrouw. In het convenant was opgenomen: "partijen stellen de waarde van de
verdeling vast op € 231.000, op basis van onderlinge overeenstemming." (Feit: De WOZ-waarde van de woning was al € 350.000,00.)
De vrouw stelt dat partijen over
het vaststellen van de waarde van de woning op € 231.000 grondig overleg
hebben gevoerd. Volgens haar kan de verdeling niet vernietigd
worden, omdat tussen partijen onzekerheid bestond over de waarde van de
woning en zij die onzekerheid hebben willen beëindigen door de waarde vast
te leggen in het convenant. Daarom is het convenant, voor wat betreft de
vaststelling van de waarde van de woning, een vaststellingsovereenkomst die
niet vernietigd kan worden op grond van benadeling van meer dan kwart, betoogt de vrouw.
De
rechtbank volgt haar en overweegt: een vaststellingsovereenkomst is een
overeenkomst die gericht is op de beëindiging of de voorkoming van onzekerheid of
geschil (artikel 7:900 lid 1 BW). Partijen wilden met het convenant voorkomen dat de
echtscheidingsprocedure op tegenspraak gevoerd zou moeten worden. Dat
betekent dat het convenant kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst
als bedoeld in artikel 7:900 lid 1 BW. Een vaststellingsovereenkomst is op zich wel vernietigbaar wegens dwaling. Echter, ten aanzien van de feiten en rechten
waarover onzekerheid bestaat en die om die reden in de
vaststellingsovereenkomst worden vastgesteld, kan een beroep op dwaling
niet slagen. De functie van de vaststellingsovereenkomst is immers om aan
die onzekerheid een einde te maken. Uit de door partijen ter zitting gedane verklaringen blijkt dat ten tijde
van het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant geen van beiden wist
wat de waarde van de woning was. Om aan die onzekerheid een eind te maken,
hebben zij zelf een waarde bepaald en in het convenant opgenomen. Zij
hebben dus gekozen voor rechtszekerheid en hebben daarbij het risico
aanvaard dat de tussen hen overeengekomen waarde hoger of lager zou blijken
te zijn dan de werkelijke waarde. Dat partijen voorafgaand aan het tekenen van het
convenant geen geschil hadden over de waarde van de woning, zoals de man stelt,
doet hier niet aan af. Waar het om gaat, is dat partijen niet wisten wat de
werkelijke waarde van de woning was, dat zij met het oog op hun
gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding zekerheid wensten omtrent de
waarde van de woning en dat zij daarom die waarde hebben vastgelegd in het
convenant. De rechtbank wijst de vordering van de man af.
de uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBROT:2025:2088.